Mijn voordracht
Dit blijft tussen ons ...
Hoe is het allemaal zover kunnen komen? De vraag is: hoe is het allemaal begonnen? Welnu, luister goed: alles is met ‘Alles’ begonnen. We gaan even terug in de tijd: 1971, mijn oudste zus komt thuis met een fameuze LP (vinylschijf) van Herman Van Veen. Deze troubadour uit Utrecht (Nl), met zijn fijnzinnige poëtische teksten, boeit mij onmiddellijk en zal dat altijd blijven doen …
Kennen jullie deze nog:
Hier heb ik iets voor als de ochtend begint
Als en vroege vogel wordt gewekt door de wind
Als we wakker worden met de zon in ons bed
Heb ik iets voor jou (tira –-ta –tam)
Ik wil alles voor je doen, ik wil alles voor je zijn
Ik geef je alles wat ik heb … Alles, alles wat ik heb …
Alles, daar is het allemaal mee begonnen. Alles, van Herman Van Veen …
Maar … DIT BLIJFT TUSSEN ONS
Ik begon sporadisch poëzie te schrijven in de laatste jaren van mijn humaniora. Ik ging meer poëzie schrijven toen ik aan het Sportkot in Leuven studeerde. Ik bleef hardnekkig poëzie schrijven tijdens mijn legerdienst in Soest. Ik volhardde in de boosheid – en ging nog meer poëzie schrijven, ook nadat ik trouwde met mijn Annemieke.
Maar … DIT BLIJFT TUSSEN ONS
Graag zou ik enkele mensen willen bedanken die me door de jaren heen hebben gemotiveerd om verder te doen en vooral om iets te doen met mijn poëzie. Ik denk hierbij aan mijn oud-leraar Nederlands, Cyriel Gladines – momenteel dorpsdichter in Tessenderlo, en aan Willem Vermeylen leraar KTA2 Diest – met rust, maar nooit in het fameuze zwarte gat willen vallen – fan van het eerste uur.
Mijn vrouwtje voor alle nachtelijke en andere uren die ze mij moest missen als ik weer eens op iets zat te broeden: lieve schat, bedankt.
Ook de voorzitter van de Cultuurraad, Herman Degelin en alle leden van de jury – waaronder onze gastheer van vanavond, Guido Arnauts, de cultuurbeleidscoördinator Falke Lambrechts, mijn voorgangers Ina en Marcel en de Schepen van Cultuur, Mark Florquin – dank ik voor het vertrouwen…
Maar … DIT BLIJFT TUSSEN ONS – wees welkom!
Oeps – daar gaat mijn papier op de grond
u ziet het
ik raap het op, en blader er in
– het wemelt van woorden en zinnen
(een leesbril is nodig)
hé … het is een gedicht – een stadsgedicht
Kijk, we spreken dit af – ik houd u een
beeld voor, niet gewoon of willekeurig, nee:
u gaat met mij mee een eind in de tijd
zo wordt u getuige van mijn verblijf
in deze poëtische en literaire living
u luistert aandachtig
ik temper mijn stem en ik fluister:
DIT BLIJFT TUSSEN ONS
(waarmee eens te meer bewezen:
het nut van de tekstballon).
Nee, alle gekheid op een stokje,
ik breng jullie mijn eerste stadsgedicht.
Ik noem het een lofdicht, het heet ‘Dit is mijn stad’.
DIT IS MIJN STAD
aubade
Dit is mijn stad, de stad waar ik geboren
ben, waar ik werd grootgebracht
net buiten wal en kleinste poort.
De stad die op de drempel van een
mooie toekomst staat; waar er
ooit gepalaverd werd over het uitzicht
van de tafels en de stoelen langs de straat,
maar waar immens verdriet toch alle burgers
in een stille optocht samenbracht.
Ik heb ze nog gekend: de Hamel en de Kaai,
de Verversgracht, ‘t cafeetje ‘In de Zon’, het laatste
pesthuis en de brouwerij van Allen in de langste straat.
Zolang ben ik al kind van deze stad.
Ach – hoor ik zeggen – dichter, stop nu maar,
(je hebt immers nog tijd genoeg)
twee volle jaren mag je blijven, hier het klankbord
en het roerzeef zijn, het wakend oog:
van vreugde en van kommer schrijven.
Voel deze stad, als zat je op de Grote Markt
van op de Mosterdpot over haar straten
en haar pleinen heen te kijken; en zeg dan:
kijk dit is ze nu, mijn stad, mijn rustpunt
aan de oude stroom.
Hier liggen aan mijn voeten
alle wortels van mijn boom.
STADSGEDICHT NR. 01 - OKTOBER 2010 - ERIC VANDENWYNGAERDEN
Hup … nu mag mijn papier
terug op de grond – ik hou op.
Misschien denkt u nu – ach wat sneu –
of toch niet.
Misschien bent u blij
dat ik stop …
* * *
* * *
*
Maak jouw eigen website met JouwWeb